“Onkruid bestaat niet, dat is door de mensen bedacht,” roept Erwin uit als hij met zijn collega’s, in de bosjes naast de tramrails, het onkruid aan het wieden is. Vijf mannen en vrouwen in fluorescerende, oranje pakken kruipen op hun knieën door het groen. Niet alleen hun werkpakken hebben een alarmerende kleur, ook voor henzelf is het code oranje. Fysiek of mentaal zijn ze niet voor honderd procent inzetbaar op de arbeidsmarkt en daarom hebben ze een contract bij Pantar, een bedrijf in de regio Amsterdam dat ze een zet in de goede richting wil geven. Veel van hun cliënten werken permanent in de groenvoorziening. Anderen krijgen een driejarige opleiding om door te kunnen stromen naar een reguliere baan. Dit wordt sinds de invoering van de participatiewet van steeds meer mensen gevraagd, maar blijkt geen gemakkelijke weg. Als je het tempo van de maatschappij jarenlang niet hebt kunnen bijbenen, is het geen sinecure om weer een goed werkritme te pakken te krijgen. Het is aan de begeleiders om deze mensen van code oranje naar code groen te bewegen.
De toegewijde Surinaamse Leslie heeft grote moeite om de juiste keuzes te maken in zijn leven. Hij leerde al op jonge leeftijd: “Iedereen is alleen, je bent je eigen nummer een.” Amina, een uit Syrië gevluchte moeder, werkt zo hard mogelijk en hoopt zo haar oorlogstrauma te kunnen vergeten. En Anton verloor zijn vrouw toen zij op vakantie overleed, maar bleef nog jaren met haar getrouwd doordat de administratieve rompslomp maar niet op orde kwam. Hij lijkt zijn plek bij Pantar te hebben gevonden, tot hij toch weer van de radar verdwijnt. Maar begeleider Theo geeft niet op: “het zijn kwetsbare maar goeie gasten en ik heb er alles voor over om deze jongens te laten slagen. Ik heb het ook gered na een jarenlange gokverslaving, zij kunnen het ook!” In Code Groen ontdekken we hoe ze hun leven weer op de rails proberen te krijgen en zichzelf weer in de spiegel durven aan te kijken.